Vandaag was het de koekoek die mij intrigeerde. Dat lijkt bijna op triggerde.
¶
De koekoek riep weer;
er resten hem nu nog maar
vierduizend koekoeks.
Waar ik voor het eerst
de koekoek hoorde, spelen
vandaag kinderen.
Wijl ik struiken snoei,
hoop ik dat ik niet de roep
van de koekoek snoei.
En zelfs van dichtbij
klinkt de stem van de koekoek
al veraf. Zomer.
De koekoek, hij weer!
Ergens tussen de avond
en mijn glas picon.