Een oefening die haikumeesters in Japan vaak met hun leerlingen deden, was het opgeven van bijvoorbeeld de eerste twee regels van de haiku, waarna ze zelf een passende derde moesten verzinnen. Of (wat moeilijker) alleen de derde regel, waarna zij de voorafgaande regels moesten schrijven.
Het is inderdaad een boeiende oefening in het leren associëren en het zich (levendig) voorstellen van een tafereel. Een oefening in inleven dus en dan vanuit die inleving in het tafereel rondkijken en luisteren om de haiku af te maken. De kunst voor de meester bestond er dan in om zulke regels te maken dat er veel mogelijkheden waren voor inleving én voor ‘kijken’ en ‘luisteren’, zodat de zintuigen van de leerlingen virtueel geprikkeld konden worden. Het moest dus een tafereel zijn dat iedereen zich kon voorstellen, maar dat op zich nog open genoeg was voor een persoonlijke invulling.
Ik maakte zelf eens twee zulke beginregels en ging er als een vlijtige leerling mee aan de slag. Hieronder mijn Huiswerk.
¶
Twee tuinen verder
is vandaag iemand jarig.
Stiekem zing ik mee.
Twee tuinen verder
is vandaag iemand jarig.
Taart van porselein.
Twee tuinen verder
is vandaag iemand jarig.
Trommel gekregen.
Twee tuinen verder
is vandaag iemand jarig.
Fladderend strikje.
Twee tuinen verder
is vandaag iemand jarig.
Zijn moppen nog niet.
Twee tuinen verder
is vandaag iemand jarig.
En een merel zingt.
Twee tuinen verder
is vandaag iemand jarig.
Van gisteren al …
En? Welke Geert maakte er volgens jou de mooiste haiku van?