Vroegochtendlijk

Ik ben geen langslaper, nooit geweest. Als kind lag ik ’s morgens vroeg al lang te wachten op het teken van mijn moeder dat ik naar beneden mocht komen: het optrekken van het rolluik vlak onder mijn kamer. Ik lag op dat moment al met kleren én sloffen aan in mijn bed te wachten en was vaak al beneden nog voor het rolluik helemaal boven was. Ook vandaag ben ik nog steeds geen langslaper, zal het nu ook niet meer worden.

Maar ik vind dat niet erg, hou van de stilte en de kilte ’s morgens vroeg. Al van de avond voordien kan ik ernaar verlangen: die vroege ochtend aan mijn schrijftafel in de zomer, als alles nog stil is, het raam op een kier, de geuren met briesjes naar binnen. En met een kop verse, hete koffie! Nooit is hij lekkerder dan op dat moment. Misschien is het niet alleen die koffie zelf, maar eerder het ritueel van het eerste slurpen wijl velen nog in hun bed liggen. Het geeft mij een vrij gevoel. Een gevoel ook dat alles nog kan, niets al is. Tenzij ik.

Dat eerste kopje
vroegochtendlijke koffie!
Als alles nog kan.

Maar dan, ook al is het zaterdag. Of misschien net daarom: het is weer zaterdag.

De haagschaar is ook
al vroeg in de bladeren.
Zaterdag met mens.

De koffie is op, de haag nog lang niet. En niet alles kan meer.