De bromvlieg

Met het raam open zat ik gisteravond nog wat te lezen in mijn zeteltje in de Huiskamer van het Huis van de Haiku toen plotseling een bromvlieg mij met haar gebrom en gebots tegen het raam uit het boek haalde. Domme vlieg, dacht ik. Naast je staat het raam open, vlieg toch naar buiten! Dwaze kalle! En alsof ze het gehoord had, deed ze het even later.

Dik en log vloog ze een hele poos rechtdoor, tot ze voor mijn ogen te klein werd en ik alleen nog de horizon in de verte zag. De horzion die hier vanaf de hoogste verdieping in het Huis veel weg heeft van een horizon in de Vlaamse Ardennen, met bomen in de verte. Ik vroeg mij af hoever de vlieg vanavond nog zou geraken. En of ze ooit naar die horizon zou willen. Heeft een vlieg bij het bepalen van haar route en haar afstand een doel voor ogen, een horizon in het vizier? En hoever vliegt zo’n bromvlieg eigenlijk?

Toen ik vanmorgen weer in het Huis aankwam en mijn boek van gisteravond zag liggen, dacht ik opnieuw aan de vlieg.

Avond; door het raam
vliegt een bromvlieg naar buiten.
Verre horizon.

Ochtend; en tot waar
zou de vlieg gisteravond
nog zijn gekomen?