Het koolwitje

Maar koolwitje toch,
wat doe je toch in die boom
zo hoog? Niet één bloem!

Een haikumoment kan resulteren in een heel eenvoudige haiku, die je even later als dichter zelf verrast door de diepere lezing die je er plotseling in leest.

Een heel eenvoudig tafereel: ik zat voor het open raam van de bovenste verdieping in het Huis van de Haiku te kijken naar de esdoorn vlak voor het raam toen ik er plotseling een koolwitje zag in rondfladderen. Wat doe jij hier? Hier zijn toch geen bloemen? was mijn spontane reflex, een haikumoment. En dus schreef ik het neer. En wel zodanig dat de haiku misschien veel meer zegt dan wat er ogenschijnlijk ‘maar’ staat.

Zegt deze haiku niet dat we soms eens buiten het gewone moeten treden, onszelf moeten verplichten om het eens hogerop te zoeken? Op een andere, voor ons meer ongewone plek? Moeten we ons voor ons doen en laten altijd aan onze gewoonten houden of kan het eens verfrissend zijn om buiten de lijntjes te kleuren?

En zegt de haiku vanuit een ander standpunt gezien óók niet dat we zelf verbaasd zijn als iemand anders iets doet wat we niet meteen van hem of haar verwachten? Zegt de haiku niet dat we zowel in ons doen als in ons zien gewoontedieren zijn?

Daarop verder bordurend, gaat deze haiku misschien ook over clichés, vooroordelen: waarom als vanzelfsprekend beschouwen dat het koolwitje voortdurend op zoek is naar een bloem? Zegt dat niet iets over onze vaak hardnekkige vooroordelen waarmee we anderen beoordelen of voor zeker aannemen wat ze willen, wat ze in het leven zoeken?

En zou de keuze voor een van de meest gewone vlinders — het koolwitje — ook iets meer kunnen zeggen dan het louter aangeven van een soort? Zou daarmee niet gezegd worden dat iedereen, ook het ogenschijnlijk heel gewone koolwitje, van het leven meer verlangt dan de dagelijkse sleur en slommer, ook al is dat leven op zich niet slecht? Zelfs het koolwitje wil ook weleens iets anders dan een bloem en zoekt het hogerop in een boom. Ook die boom is misschien niet toevallig: tegenover die fragiele vlinder is het een reusachtig ding vol vertakkingen, waarin de vlinder nauwelijks te zien is en o zo makkelijk kan verdwalen. Geraakt de vlinder — eenmaal helemaal in de kruin doorgedrongen tussen die vele takken met dat schier eindeloze gebladerte — nog wel weer uit die groene doolhof, loofhof, doolloof?

Ach ach, alweer zoveel in die ene kleine haiku. En wellicht nog veel meer. Niet?