Doodshaiku’s

Een van de gewoontes van de oude haikudichters in Japan was het schrijven van een zogenaamde doodshaiku voor hun leerlingen. Dat was een haiku die op een of andere manier hun leven samenvatte of iets zei over de wens na hun dood. Of over hun diepere impuls of hun laatste verworvenheid in het leven. Vele dichters schreven die doodshaiku al lang voor ze stierven. Tijdens een periode van ziekte. Je wist toen immers nooit of je er nog bovenop kwam of niet.

Yosa Buson bijvoorbeeld was een schilder en leefde het grootste deel van zijn leven in vreugde om de schoonheid die hij overal (in) zag. Diezelfde vreugde klinkt in zijn doodshaiku, zo licht en zuiver dat zelfs Bashõ en Issa, die ook de schoonheid van het menselijk leven zochten, die helderheid nooit bereikten, zegt R.H. Blyth daarover. Zijn doodshaiku:

Witte pruimenbloesem —
daarover zal nu voortaan
de nacht licht worden.

Ook Matsuo Bashõ schreef een doodshaiku. Als de eeuwige reiziger die maar geen rust scheen te vinden, bleef zoeken en bovendien veel af te rekenen had met pech en een zwakke gezondheid. Hij schreef zijn doodshaiku trouwens toen hij tijdens een van die reizen nogmaals ziek werd en niet veel later stierf. Ook zijn dood zal hem — zo vermoedt hij — geen rust brengen:

Reizend werd ik ziek;
over verdorde heiden
blijft mijn droom dwalen.

Nog enkele doodshaiku’s van andere Japanse haikudichters:

Een enkel blad valt,
plotseling — een enkel blad valt,
op de wind gaat het.

Ransetsu

Bergkoekoek, die roept,
uw lied hoor ik ten einde
in de andere wereld.

Anonieme terdoodveroordeelde

Ik zag de maan en
haar onbaatzuchtig licht. Voorts
blijf ik, hoogachtend.

Chiyo-ni

Ik zag de bloesem,
de maan — nu ga ik schouwen
het schoonste: de sneeuw.

Masaoka Shiki

MIJN DOODSHAIKU

Ook vandaag weet je niet hoe plots je ineens kunt verdwijnen. Misschien minder door ziekte — hoewel, corona —, maar bijvoorbeeld door het drukke verkeer. Moet ook ik niet daarom al mijn doodshaiku klaar hebben? Ik schreef er alvast twee en zal nog moeten kiezen. Of laat ik het kiezen aan een dierbare nabestaande over?

Aangespoelde schelp.
Een kind raapt ze uit het zand
en speelt nu met mij.

Als een schelp aanspoelt, is het leven eruit, het weekdier gestorven. Alleen zijn laagje na laagje gemaakte schelp blijft over als een mooie herinnering. Ben ook ik niet in wezen een week dier met een schelp eromheen: het beeld dat ik van mezelf laagje na laagje hebt gevormd en ook na mijn dood nog blijft bestaan?

De schelp staat in deze doodshaiku dus symbool voor wat ik gerealiseerd heb en voor wat van mij overblijft. En voor het beeld dat ik tijdens mijn leven van mezelf heb geschapen. Het zand is de vergetelheid waarin ik na mijn dood dreig terecht te komen, zand waarin een schelp uiteindelijk bedolven raakt, zand dat over mij heen stuift. Tot iemand mij toch nog vindt, mooi vindt, opraapt en meeneemt.

En laat dat in mijn geval dan maar een kind zijn: de speelse mens, iemand met fantasie en een kinderlijke spirit. En misschien verwijst dat kind in de haiku ook wel naar de vele kindergedichten en -verhalen die ik heb geschreven en waarin ik hoop ook na mijn dood nog wat verder te leven en plezier te kunnen brengen. Als een schelp om mee te spelen en waarin je misschien nog veel kunt horen.

Ook die dauwdruppel
is vandaag nu opgedroogd.
Ik hoop dat je keek.

In de tweede doodshaiku verlaat ik de zee en keer ik landinwaarts naar een van mijn grootste passies en constantes in mijn leven: mijn liefde voor de natuur en dan vooral de kleine dingen in de natuur. Zoals de dauwparels, elke morgen opnieuw als het goed weer is. Die dauw in de haiku wijst dus al op goed weer, zon, een goed leven. Want dat heb ik tot nu toe zeker gehad!

Maar een dauwdruppel is geen uniek gegeven: als mens ben ik er maar eentje van de zovele. Maar elke dauwdruppel laat iets unieks zien. Hij vergroot het zelfs even uit, waardoor je het beter ziet, anders ziet. En is dat geen mooie omschrijving en zelfs definitie van haiku, mijn andere grote passie op dit moment?

Maar een dauwdruppel droogt op, dat staat vast, duurt niet eens lang. En hij verdwijnt haast even ongemerkt als hij er kwam en keert nooit terug. Hooguit vind je er nog een kleine herinnering aan: een kringetje als de druppel voldoende stof bevatte. Mag dit symbool staan voor de dingen die ik schreef en stilletjes achterliet?

En ja, ik hoop dat je naar mij keek, op een of andere manier. Of nee, beter nog: door mij keek — door de haiku’s en andere poëzie die ik schreef —, door mij béter of ánders keek. Zoals door een dauwdruppel die de dingen uitvergroot.