Schrijver aan de poel.
En ik ben het, ik zie het!
De waterspiegel.
Zoals zo vaak bij haiku zegt dit kleine gedicht weer meer dan er op het eerste gezicht lijkt te staan. Stel je om te beginnen het tafereel zo concreet mogelijk voor:
Ik zit aan de rand van de poel van het → Huis van de Haiku te schrijven. Haiku’s natuurlijk. Daarbij geraak ik in de ban van wat ik aan het schrijven ben, droom weg, verdwijn in het tafereel en ben in gedachten helemaal niet meer aan de poel. Ik dwaal rond in het decor en de tijd waarover ik aan het schrijven ben, daarheen geflitst door wat ik de teletijdmachine van de poëzie noem. Plotseling, eerder toevallig, kijk ik even naar beneden over de rand van de poel en zie ik in de waterspiegel een gezicht. En wow, ik herken — tot mijn eigen verbazing haast — mezelf: En ik ben het, ik zie het!
Zegt deze haiku, zo gelezen, niet iets over wegdromen? Over plaats en tijd vergeten als je ergens heel intens mee bezig bent? Over het worden waar je over droomt, waar je aan denkt en dan plotseling, door een of andere gebeurtenis, weer in het hier en nu tot jezelf komt en als het ware verbaasd bent dat je er bent? Een herkenbaar gevoel?