Het toedichten

Als een vervolg op de twee tanshuku’s over de mug die ik eerder vandaag al postte, hierbij ook nog een haiku. Hij zou ook inhoudelijk een vervolg op de twee tanshuku’s kunnen zijn:

Midden in de nacht
vraagt ze om euthanasie.
De zoemende mug.

Bij deze haiku zou je wel nog de vraag kunnen stellen of het wel om een echte, om een zuivere haiku gaat. Immers, is dit wel een objectieve waarneming en sta ik als dichter niet te veel in de weg door de mug iets toe te dichten? Zoiets is en blijft een moeilijk punt, met steeds en overal voor- en tegenstanders. Mijn maatstaf is dan doorgaans de geschiedenis en een lezing van het werk van de oude Japanse haikumeesters.

Eén van de grote vier, namelijk Kobayasi Issa, deed het vaker. Het toedichten van een eigen gedachte aan een dier. Enkele voorbeelden:

De nachtegaal laat
het ontbijt erbij zitten
om maar te zingen!

In de pruimenbloesems
prijzen de mussenjongen
luid boeddha Amida!

Alles wat hij doet
gaat zo weloverwogen —
de huisjesslak.

Die vlieg niet doodslaan!
Hij wringt voor u zijn handjes,
hij wringt zijn voetjes.

Zou voor de vlooien
de herfstnacht ook zo lang zijn,
en ook zo eenzaam?

Je moet de haiku dus zo lezen dat de dichter een objectieve waarneming doet (de mug die in het donker rond zijn hoofd komt zoemen) en hij in dat zoemen een denkbeeldige vraag van de mug hoort, afgeleid uit het toch wel herhaalde en ergerlijke zoemen. Hij stelt zich dan zelfs vrij objectief de vraag of die mug misschien dood wil. Zo ontstaat als een bijna logisch gevolg de connotatie met het idee van euthanasie en vloeit het beeld voort uit de vrij objectieve ervaring van het vervelende zoemen.