Niets zo mooi als een stad met een stroom. Water dat van elders komt en water dat naar elders vloeit. Nooit één ogenblik hetzelfde water. Vandaag neem ik je mee langs zo’n stroom: het kanaal in Turnhout. We maakten langs die stroom, op het jaagpad, een wandeling in het donker. Heerlijk!
→ DE WANDELING
Wijl in de verte het kleurige schijnsel van de jachthaven de stroom een feëerieke aanblik geeft, vallen rondom ons eikels met een donkere ploep in het water van het kanaal. Wat verder bewegen donkere silhouetten op de oever. En we horen stemmen. Vissers zo laat nog? Op het water zien we twee kleurige lichtjes deinen. Dobbers in de vorm van lampjes, kleine, drijvende lampionnetjes. Zo grappig! Als we de vissers passeren, zeggen ze vrolijk goeieavond en raken we even aan de praat. Slapen de vissen dan nog niet? Nee, hoor! We leren dat de vissers met de kleurig verlichte dobbers naar snoek vissen. Andere vissers hebben een dobber die op de bodem ligt. Hengelend naar karper die ook nog in het donker de bodem afschuimt. Maar hoe weet je dan dat je beet hebt? Een visser wenkt ons naar zijn hengel en trekt even aan een draadje. Meteen horen we een digitale ‘piep’. Een hightechhengel! zeg ik. Een hightechhengel! beaamt de visser breed lachend. Haast schreef ik hightechengel. Met een onzichtbare hand. Schol! roepen ze nog, wijl ze ons met hun blikje in hun vuisten uitzwaaien.
Een wandeling in het donker langs het kanaal, langs onze stroom. Heerlijk!
¶
De late vissers,
silhouetten langs de stroom.
Geluid van blikjes.
Vissers in ’t donker,
luisterend naar het water.
Geen dobber te zien.
Verlichte dobbers,
deinend op donker water.
De late vissers.
Hun dobber verlicht,
al feest nog voor het vangen!
Vissers in ’t donker.
Stemmen langs de stroom;
de vissers in het donker
zijn nog lang niet thuis.