En als de peuter
dan zijn bal wil oppakken,
trapt zijn voet hem weg.
Dit is zo’n verraderlijk eenvoudige haiku eenmaal hij af is en er staat. Zo kun je het ook, denk je. Een simpel zinnetje lijkt het wel. Maar je hebt er dan geen idee van hoeveel zinnetjes, hoeveel versies en pogingen om het juist en vooral eenvoudig te formuleren eraan vooraf zijn gegaan vooraleer dat ene zinnetje er ook letterlijk zo stond.
Het tafereel is nochtans eenvoudig en doorgaans door iedereen wel gekend. Maar hoe schrijf je het ook herkenbaar op? Een peuter die nog niet zo heel lang geleerd heeft te stappen, laat zijn bal vallen. Hij rolt een eindje verder in het gazon. Wat waggelend stapt de peuter er naartoe, zijn handjes half in de lucht. En net als hij zich bukt en zijn bal wil oppakken, gaat nog net zijn ene voet wat stuntelig vooruit, waardoor die onbedoeld tegen de bal trapt, waarna die weer verder rolt en de peuter recht moet komen om weer tot bij de bal te stappen. Niet zelden gebeurt dat zelfs enkele keren na elkaar. De coördinatie tussen handen, voeten en het hele bewegen is nog niet optimaal en keurig afgestemd. De benen hebben als het ware nog een eigen wil, de voet trapt tegen de bal, ook al wil de peuter dat helemaal niet. Herken je het? Ja, in zoveel woorden wellicht wel. Maar hoe vat je dat zo concreet en herkenbaar mogelijk in zeventien lettergrepen samen?
Ik heb wel tien versies gemaakt, waarbij ik steeds dichter bij de herkenbaarheid en dus de kern van het tafereel trachtte te komen. Of het gelukt is? Helaas kan ik dat zelf niet echt beoordelen. Ik wéét namelijk wat ik wil tonen en beschrijven.