De maan halfweg

Avond langs de stroom;
in het donker nog een eend.
En de maan halfweg.

Boeiend aan deze haiku is vooral wat je tijdens het lezen met de laatste regel doet. Het is wat je een sleutelregel zou kunnen noemen: je kunt er verschillende kastjes in de haiku mee openen en daarin dan andere lezingen vinden. Hoe je de haiku leest, hangt af van het kastje dat je met die sleutel opent. Ik laat je een paar kastjes zien. Aan jou dan om te kiezen.

# Kastje 1: En de maan halfweg. Wil dat zeggen dat naast de eend in het donker ook nog de maan in het water te zien is? En wat betekent in dit kastje dan halfweg? Dat de maan in het midden van de stroom ‘drijft’ en dus al halfweg naar de overkant is? En de eend nog niet? En wat wil dat dan zeggen als je de haiku dieper leest? Toont de maan de weg?

# Kastje 2: En de maan halfweg. Moet je hier halfweg ook lezen als half weg, met de nadruk op die weg? Versterkt de dichter daarmee een gevoel van heengaan? Van iets of iemand die heengaat? Of is het de dichter zelf die heengaat? In het donker? Er lijken daar verschillende elementen op te wijzen: de stroom (niets blijft in en op een stroom ter plaatse), het donker (licht dat weg is), een (weg)drijvende eend en de maan die halfweg is.

# Kastje 3: En de maan halfweg. In dit kastje is halfweg een soort woordspeling voor halve maan. Want inderdaad, bij halve maan zou je kunnen zeggen dat de maan halfweg is. Tweemaal halfweg zelfs: half weg, maar ook halfweg tussen volle en nieuwe maan. Zo gelezen, wordt de blik in de haiku verlegd van de eend op de stroom naar de maan aan de hemel. Wordt op die manier een parallel getrokken tussen de donkere stroom met de eend en de donkere hemel met de maan? Tussen beneden en boven? Tussen het bereikbare en het onbereikbare? Maar zijn ze voor de mens langs de stroom niet even onbereikbaar? Niemand zal het immers in zijn hoofd halen om in het donker in de stroom te springen om de eend te pakken. Zo dichtbij, maar toch zo onbereikbaar. Zoals de maan, die nu zelfs al half weg is. Of halfweg.