Het smuikt, zei moeder.
Al doornat als ik begrijp
wat ze bedoelde.
Een relatief eenvoudige haiku: je bent bij moeder op bezoek en net voor je te voet weer vertrekt, kijkt ze door het raam en zegt dat het smuikt. Je hebt het maar half gehoord, zat met je gedachten misschien al elders en besteedt er weinig tot geen aandacht aan en vertrekt. Pas na een eindje stappen dringt het tot je door wat smuikt betekent en wat moeder ermee bedoelde: dat je nat zou worden. Misschien was het wel een verdoken vraag: Kun je niet beter nog wat blijven?
→ DIEPER LEZEN
Tot zover de letterlijke, oppervlakkige lezing. Maar waar gaat de haiku werkelijk over? Als je hem dieper leest? Gaat hij dan niet over het soms achteloos voorbijgaan aan woorden, waarvan je pas achteraf — soms tot je eigen scha en schande — beseft wat ze betekenen en waarvoor ze werden uitgesproken? Gaat de haiku niet over de nonchalance waarmee we soms met taal omgaan? Met taal en met wat mensen zeggen, ons willen zeggen? Zijn we luie luisteraars en moeten we eerst aan den lijve iets ondervinden voor we het werkelijk begrijpen en geloven? Zoiets?