De 17 …

Mag ik het nog eens hebben — ja, ik mag dat, ik mag hier alles — over de regel van de 17 lettergrepen voor een haiku. Over het wel of niet strikt volgen van die regel. Ik ben zelden de persoon die de regels boven de schoonheid plaatst. Zelfs zogenaamde taalfouten die een zin, gedachte of gedicht mooier maken dan zonder die fout, kan ik onmogelijk ‘fouten’ noemen. Verwijt mij dus nooit een regelneef te zijn. Dat ben ik allerminst.

Die 17 lettergrepen dus. Daar hou ik mij tot nu toe nog steeds strikt aan vast. En ik besef — ken uzelf! — dat er een tijd kan komen dat ik die regel die ik mezelf opleg, laat varen. En nee, ik sla niemand in de ban die de regel niet volgt. Poëzie gaat immers niet om regels, maar om schoonheid. Ieder moet dus voor zich uitmaken hoe hij of zij die schoonheid het best dient. Maar zelf pas ik de regel na meer dan zevenduizend haiku’s nog altijd strikt toe. Ik wil hier nog even zeggen waarom. Niet om andere dichters te overtuigen het ook te doen, nee, gewoon als verklaring waarom ik het doe. Want ik doe het niet omwille van die regel zelf, wel omwille van de haiku.

VOLKSVERMAAK

Eerst en vooral wil ik nog even in herinnering brengen dat haiku in oude tijden in Japan ooit ook een volksvermaak was, een spel dat men vaak samen speelde tijdens feesten of bijeenkomsten. En bij een spel horen spelregels. Anders is er niets aan. Voor mij hoort het zoeken naar een vooraf vastgelegd aantal lettergrepen bij dat spel, is het een onderdeel van het amusement, van het spelen. En of het er nu 12, 15 of 17 moeten zijn, maakt mij niet uit.

Ik ben er trouwens óók nog altijd van overtuigd dat we bij het ‘overbrengen’ van de haiku naar het Westen een fout hebben gemaakt door de 17 Japanse fonemen (een foneem is de tijdsduur van een klank) klakkeloos om te zetten in 17 lettergrepen. Een Nederlandse lettergreep heeft immers een heel wisselende tijdsduur, vaak ook langer dan een Japanse foneem. Denk maar aan het woord herfst. En schol duurt veel langer dan ik, ook al is dat voor ons telkens één lettergreep maar. Westerse haiku’s hadden om die reden minder lettergrepen mogen tellen dan 17. Daarover had ik het al bij de introductie van mijn nieuwe vorm van haiku, de tanshuku, die volgens mij dichter de oorspronkelijke Japanse haiku benadert dan onze huidige Westerse vorm met de 17 lettergrepen.

Maar goed, de afspraak is 17 en dus zal het 17 zijn voor een Westerse haiku als onderdeel van het spel, een zelf opgelegde spelregel om het voor mezelf plezanter en uitdagender te maken.

DIEPER

Maar ik heb nóg een heel goede reden om mij aan die zelf opgelegde verplichting te houden. En het is vooral daarover dat ik het nog even wilde hebben. Met een mooi voorbeeld van een haiku die ik gisteren maakte.

Die verplichting om mij aan 17 lettergrepen te houden en bovendien ook vrij netjes verdeeld over drie regels van 5-7-5 lettergrepen zonder al te gekke splitsingen (vroeger keek ik daar iets minder naar dan vandaag) zorgt er bij mij vaak voor dat ik nog beter over mijn haiku ga nadenken en verplicht word om niet snel tevreden te zijn. Het niet meteen lukken van die 17 lettergrepen doet mij langer bij de inhoud en het onderwerp van de haiku stilstaan en zorgt er niet zelden voor dat ik het idee nog beter tracht te formuleren. Lettergrepen te veel of te weinig maken dat ik opnieuw moet kijken, opnieuw moet formuleren, anders moet formuleren, woorden moet schrappen of bijkomende woorden moet zoeken. En net die zoektocht maakt dat de haiku vaak mooier en beter wordt, rijker. Ik illustreer het zoals beloofd met een voorbeeld:

De hele nacht lang
stil aan gewerkt, aan haar web.
En dan een bromvlieg.

Mijn eerste versie van gisteren ging zo:

De hele nacht lang
gewerkt aan haar spinnenweb.
En dan een bromvlieg.

Toen ik de haiku vanmorgen herlas, was ik nog niet helemaal tevreden. Ik zou het mooier vinden, dacht ik, als er stond aan gewerkt. Dus: De hele nacht lang / aan gewerkt, aan haar spinnenweb. Maar dan had ik een lettergreep te veel in de tweede regel. Bovendien vond ik ook nog dat spinnenweb niet echt het beste woord was. Die spinnen waren er net iets te veel aan. Beter zou het klinken en voelen met alleen web. Zo dus:

De hele nacht lang
aan gewerkt, aan haar web.
En dan een bromvlieg.

Maar dan had ik in de tweede regel een lettergreep te weinig! Zucht. Ja hoor, door mij de verplichting van de 17 lettergrepen op te leggen, heb ik ook al héél vaak gevloekt en mezelf verwenst. Deed ik het niet, mij de 17 opleggen, dan zou ik wellicht op dit punt zijn gestopt. Want zo voelde de haiku voor mij als af. Zou ik dan nu misschien die regel dan toch maar niet opgeven?

Een regelneef ben ik niet, maar wel een koppigaard. Nee dus! Ik gaf niet op.

CONTRAST

En dan plots, door de zoektocht naar een goede zevende lettergreep voor de tweede regel en door mij daardoor het tafereel nog eens heel intens en levendig voor te stellen, vond ik nog iets moois dat én aan de regel van de 17 voldoet en voor mij de haiku nog mooier en rijker maakt. Want wat zag ik door het lange overpeinzen ineens? Of beter: wat hoorde ik ineens? Het grote contrast tussen de complete stilte waarmee een spin haar web weeft en het luide gegons van de bromvlieg. Zo kwam er in de haiku een bijkomend mooi en zinvol contrast, dat meteen ook de haiku nog dieper maakte: niet alleen ontstond er het mooie klankbeeld van de fragiele stilte van het maken van het web tegenover het luide gegons van de lompe vlieg, je kon er nu ook in lezen dat fragiele dingen vaak in alle stilte worden gemaakt en dat wie luid roept vaak lomp is en dingen kapotmaakt. Bijvoorbeeld.

Ja, ik hou het voorlopig echt nog wel bij die verplichting van 17 lettergrepen!

De hele nacht lang
stil aan gewerkt, aan haar web.
En dan een bromvlieg.