Nationale feestdag

Ach, gestorven op
de nationale feestdag.
De mug op mijn kast.

Dit is zo’n haiku waaraan je op het eerste gezicht kop noch staart krijgt (tenzij die van de mug zelf), maar waar ik wel van hou. Het lijkt wat absurd: om te vermelden dat een mug gestorven is op de nationale feestdag. Indien er stond dat een oudstrijder gestorven was op de nationale feestdag, dan zou iedereen dat ergens wel bijzonder vinden en misschien zelfs betekenisvol. Maar een mug? Een mug van alle levende wezens? Wat moet je daar dan mee?

Welnu, dát is juist de inhoud van de haiku: niets, je moet er niets mee. Dat is wat de haiku je au fond wil zeggen: levende wezens, of het nu mensen zijn of muggen, worden geboren en sterven. En die geboorte en sterfte (als ze natuurlijk is) trekken zich niets aan van zon- of feestdagen. Het is met andere woorden een haiku over de essentie van geboorte en dood, van het leven tout court: het overkomt ons, we hebben nauwelijks te kiezen, we ondergaan veelal.

TUSSENWERPSELS

In die zin zou je ook het banale tussenwerpsel ach kunnen lezen aan het begin van de haiku. Als in Ach, we hebben er weinig aan te zeggen, het is eigenlijk niet belangrijk. En tegelijk drukt ach ook medelijden of zelfs ontsteltenis uit. Ook kleine tussenwerpsels hebben in haiku vaak een veel grotere betekenis dan je denkt of zetten de lezer op een mogelijk spoor om te volgen bij het dieper lezen.

En tot slot nog even dit ook: zette ik na feestdag bijvoorbeeld een uitroepteken in plaats van een gewone punt, dan zou de haiku anders worden. Maar naar mijn gevoel zou dat uitroepteken dan botsen met die ach die de zin inluidt. Voor mij dus ook heel belangrijk: de juiste leestekens in een haiku. Het zijn niet zomaar tekens, ze betekenen vaak ook iets, zoals de snijwoorden in de Japanse haiku.