De buil

Het leuke aan haiku schrijven is dat je er je leven mee kunt kleuren of zelfs in hoge mate dingen die je overkomen óf jezelf relativeren. Niet door zwaarmoedige poëzie, maar via een luchtige knipoog die haiku vaak is.

Haiku was oorspronkelijk in Japan zelfs een kort luchtig vers. En haast altijd over iets dat zich in het nu afspeelt. Haiku leent zich daarom heel goed voor dagelijkse dagboekknipseltjes of om kleine fijne of vervelende momentjes anders te bekijken. En ze daarmee én jezelf te relativeren dus.

Zo stootte ik vandaag door het bukken behoorlijk hard mijn voorhoofd tegen de rugleuning van een stoel. Dan kun je daar lang over sakkeren, voortdurend in de spiegel gaan kijken om te zien hoe de buil evolueert. Of je kunt er met een kwinkslag een paar haiku’s over schrijven en zo het voorval schrijvenderwijs opzijzetten en er ‘kunst’ van maken.

Ach, dat bukken toch.
En die stoel die gegroeid is.
Opgelopen buil.
~
Avond en niet in
de spiegel durven kijken.
Zou de buil blauw zien?

Kwartiertje

Waarom in godsnaam
zou ik naar Spanje vliegen?
Kwartiertje fietsen.

Op mijn Facebookpagina postte ik deze haiku samen met een idyllische foto van het Turnhouts Vennengebied bij valavond en vanaf een uitkijktoren genomen. Nu zou je de vraag kunnen stellen of de haiku ook bestaansrecht heeft zonder die foto. Met andere woorden: zegt de haiku zonder het beeld voldoende?

Je lijkt geneigd om daar snel ‘neen’ op te antwoorden. Omdat de reden om niet naar Spanje te vliegen lijkt te ontbreken in de haiku. De foto op Facebook vult die schijnbare leemte dan in. Schijnbaar. Want ik meen dat de haiku ook zonder de foto perfect leesbaar is. Als je tenminste wat gewoon bent om haiku te lezen en weet dat veel haiku’s een uitnodiging zijn om zelf in te vullen.

HINT

Concreet bij deze haiku, waarbij op het eerste gezicht een reden lijkt te onbreken, bestaat de uitnodiging erin om zelf te zien en in te vullen waarom je in godsnaam niet naar Spanje zou vliegen. De hint voor die invulling zit hem dan in het wat cryptische ‘kwartiertje fietsen’. Een kwartier is niet lang en met de fiets dus ook niet ver. Bovendien staat er ‘kwartiertje’: een bewuste, verdere verkleining van de fietstijd en dus de afstand, een aanduiding en suggestie dat die eigenlijk te verwaarlozen is.

Wie haiku dan dieper heeft leren lezen, leest erin dat er dichtbij voor mij iets te vinden is dat ik op z’n minst even boeiend, mooi, interessant, leuk vind, dan wat ik in Spanje zou aantreffen. En is dat niet overal zo in een cirkel van een kwartiertje fietsen? En waarom dus naar Spanje vliegen (wat een gedoe, soms alleen al om op tijd in de luchthaven te geraken) als een kwartiertje fietsen blijkbaar al volstaat? En dan mag je dat ‘iets’ zelf invullen: een landschap, een ervaring, een belevenis. Op Facebook vulde die foto dat in: een prachtig waterlandschap in avondkleuren.

Besluit: naar mijn gevoel en mits wat leeservaring én verbeelding kan ook deze haiku perfect op zich bestaan en heeft hij zijn waarde. De essentie, de inhoud van de haiku, is dus niet het Turnhouts Vennengebied in de avondkleuren (wat de foto op FB misschien doet vermoeden), maar het idee dat er ook in je buurt (kwartiertje fietsen) wel iets te vinden is dat heel erg de moeite is. Als je het maar met verwonderde, ‘nieuwe’ ogen wilt bekijken, zien én dat ook beseft.

Woordspelingen

Behoren woordspelingen tot het taalarsenaal van de haiku? Het is een vraag die niet zomaar eenduidig te beantwoorden is. Veel hangt af van hoe je naar haiku kijkt en wat je met haiku voor ogen hebt. Hou je vast aan de Bashõstijl, dan zal het antwoord eerder ‘neen’ zijn. Ben je op zoek naar een meer Westerse en/of hedendaagse invulling van haiku, dan is het antwoord ‘ja’.

Neem daarbij in rekening dat woordspelingen vanzelf meer ingebouwd zijn in de Japanse taal en het antwoord wordt misschien nóg moeilijker. De Japanse woordspelingen of connotaties die woorden er vaak vanzelf hebben, zijn doorgaans wel een stuk subtieler dan onze woordspelingen, die inderdaad meer ‘spelingen’ zijn, een spel met de taal dus. In die zin staan ze wat dwars op de eerder nuchtere, klassieke haiku. Anderzijds is haiku — letterlijk vertaald — een humoristisch of luchtig vers uit het leven gegrepen. En dus past een Westers woordspel dan misschien tóch als stijlelement?

Hierbij twee voorbeelden met eerder Westerse woordspelingen.

Hijsen en heffen
en maar bouwen en bouwen.
De kranige stad.

Het kanaal, startbaan
en landingsbaan van zoveel
dat vederlicht is.

Vervullen

Een van de plezierige dingen aan haiku is dat ‘het verhaal’ vaak niet helemaal wordt uitgeschreven en de lezer daarmee vriendelijk wordt uitgedaagd om mee te spelen, verder te schrijven en het verhaal dus volgens eigen smaak en verbeelding te kruiden of zelfs af te werken.

In feite zit in de haiku wél het hele verhaal via een bijzondere vorm van suggestie, maar het wordt niet helemaal verteld, waardoor je als lezer geprikkeld wordt om het zelf in te vullen of aan te vullen. Je zou kunnen zeggen dat je als lezer nog moet vervullen wat de haikudichter schreef. Ja, een haiku moet vaak tijdens het lezen worden vervuld. Het is een mooi idee en het maakt haiku tot een van de meest speelse en prikkelende vormen van poëzie die ik ken.

Ik wil dat graag illustreren met twee haiku’s die ik ‘de grote misverstanden’ noem. Voel je wat ik bedoel met het vervullen van de haiku?

Op het poortje pas
een vergezicht geschilderd …
’t Grote misverstand.

O schat, schat, je bracht
een zakje chocomousse mee!
’t Grote misverstand.

L’embarras du choix

Wat hebben wij toch een wonderlijke taal! En best wel een moeilijke taal, waarbij je als dichter haast tot in het oneindige met nuances kunt spelen. Maar tegelijk zorgt dat bij de dichter ook vaak voor twijfel en kopzorgen: welke nuance is het mooist, werkt het best, is het meest poëzie? En dan geraak je daar haast onmogelijk uit. Omdat je er als schrijver van het stukje tekst eigenlijk niet kúnt uit geraken.

Nooit kun je immers nog als een neutrale lezer je gedicht in een soort van eerste lezing, eerste impressie opnieuw lezen. Want je wéét wat je wilt zeggen en kunt dus nooit meer onbevangen beoordelen, voelen wat het best weergeeft wat je wilt zeggen.

DETAILS

En soms zit het in zulke kleine details dat je er een punthoofd van krijgt. Zoals in onderstaande haiku, waar het onnozele woordje toch mij voor een haast onmogelijke keuze stelt. Ik wéét het gewoon niet. Of misschien wel. Hahaha … L’embarras du choix, zoals het zo mooi in het Frans klinkt. Weet jij het? Welke versie doet het hem voor jou? En waarom?

Eik; nooit vraag ik hem
waarom hij zijn takken toch
zus of zo kromde.
~
Eik; nooit vraag ik hem
waarom toch hij zijn takken
zus of zo kromde.
~
Eik; nooit vraag ik hem
waarom hij toch zijn takken
zus of zo kromde.

EDIT: En dan uiteindelijk, dagen later, is het deze geworden:

Nooit vraag ik de eik
waarom hij die en die tak
zus of zo kromde.