Afkijken

Wijl in de tuin de struiken zienderogen hun bladeren ontvouwden, vroeg iemand mij: Mag je voor het schrijven van een haiku afkijken van iemand anders? Ik antwoordde: Het mag.

door Geert De Kockere

Hoewel het leven en de natuur eindeloos zijn, komen in al die eeuwen haiku’s schrijven natuurlijk vaak dezelfde onderwerpen en taferelen terug. En hoewel je hetzelfde tafereel soms ook op schier eindeloos veel manieren kunt bekijken, komen ook veel dezelfde blikken op eenzelfde tafereel terug. Maar dat is natuurlijk nog niet hetzelfde als een haiku afkijken. Dat is een eerder geschreven gedicht naast je leggen en het bijna op eenzelfde manier nadoen. Zo erg spieken dus, dat het oude gedicht er helemaal in te herkennen is. Is dat erg, mag dat wel? De perceptie daarover hangt nauw samen met de tijd en de gewoonten van een tijd. Vandaag, in een tijd waarin we geloven dat alles zo individueel, origineel en authentiek mogelijk moet zijn, hebben we daar wat meer moeite mee dan eeuwen geleden. Er zijn periodes geweest waarin het herschrijven van een bestaand gedicht vrij normaal was.

En ja, zelfs de grootste haikumeesters deden het, afkijken. Zo vinden we wel wat haiku’s terug, die bijna een neerslag in haikuvorm zijn van oudere gedichten. Ook Matsuo Bashõ, de allergrootste, deed het. Zo vinden we van hem deze haiku terug, in een vertaling van R.H. Blyth:

The voice of the pheasant;
How I longed
For my dead parents!

Door een voorschrift bij deze haiku weten we dat hij hem schreef in Takano. Welnu, op diezelfde plek schreef Gyõgi Bosatsu duizend jaar eerder dit gedicht:

When I hear
The copper pheasant
Crying horo horo, —
‘Is it my father?’ I wonder,
‘Is it my mother?’

Wellicht heeft Bashõ tijdens zijn bezoek aan Takano het gedicht gelezen en vatte hij het idee op om er een haiku van te maken. Hij keek dus letterlijk af van Bosatsu en herschreef zijn gedicht in de vorm van een haiku.

Dus afkijken maar? Als zelfs Bashõ het mag? Ach, bij poëzie gaat het op zich niet om originaliteit, om het tonen hoe authentiek of hoe goed je als dichter wel niet bent. Het gaat vooral om het creëren van schoonheid door middel van taal. Om het beroeren van mensen met je woorden. In onze tijd gebruiken we daar het liefst iets van onszelf voor, iets dat uitsluitend van ons is, iets persoonlijks dus. Het persoonlijke in de kunst is evenwel een vrij recent fenomeen (van de renaissance) en speelde vroeger veel minder tot geen rol. Getuige daarvan de vele anonieme kunstwerken.

Hanteer veeleer dan originaliteit de norm schoonheid. Kun jij door af te kijken iets toevoegen aan het oorspronkelijke gedicht, het mooier, sterker maken? Vind je van wel, kijk dan maar af en geef ons iets moois! Vind je van niet, zoek dan iets anders om van af te kijken. Of kijk gewoon zelf nóg wat beter af van wat je om je heen ziet.