Poëten maken

We liepen onder een perenboom door en je vroeg mij: Is een haikudichter een evengroot dichter als een dichter van andere poëzie? Ik antwoordde: Nee, de lézer wordt de dichter.

door Geert De Kockere

Haiku is poëzie die van de lezer een poëet maakt, dacht ik toen ik een van mijn haiku’s herlas:

Ze vertelt sappig
over de naam van de peer.
Voor ze die opeet.

Het is zo’n typische, klassieke haiku die op het eerste gezicht niet veel meer lijkt dan een eenvoudig verteld zinnetje over een heel eenvoudig tafereeltje. Iets als: moeder neemt een peer uit de fruitschaal, maar in plaats van die meteen te schillen en op te eten, toont ze die, zegt hoe de peer heet — o, wat heeft ze een bijzondere naam! — en begint er tal van weetjes over te vertellen. En pas daarna start ze met het opeten ervan. De haiku schetst dat op de meest eenvoudige manier: sec, zonder veel tralala of sierlijke (taal)krulletjes. Een pure haiku dus volgens de klassieke opvatting erover.

En nu terug naar mijn quote: Haiku is poëzie die van de lezer een poëet maakt. Want dat is precies wat haiku beoogt: iets heel eenvoudigs op een heel eenvoudige manier laten zien, in de hoop dat jij, lezer, er zelf iets mee doet, er poëzie van maakt. De haikudichter geeft je enkel wat woorden en vraagt, smeekt haast om verder met hem mee te dichten en dus zelf dichter te worden.

VOORSTELLEN

In dit geval vraagt hij jou om je het tafereel om te beginnen voor te stellen, zo levendig mogelijk. En dan hoopt hij dat je de poëzie erin vindt. Iets als: moeder (of iemand anders) neemt haar tijd om te genieten van een peer. Ze grist ze niet haastig uit de fruitschaal om ze meteen overhaast te schillen en ze naar binnen te schrokken. Nee, ze tilt ze traag uit de fruitschaal, bekijkt ze, herinnert zich de naam en begint erover te vertellen. Alsof ze de peer op een draaiende sokkel plaatst en ze ons van alle kanten wil laten zien. Pas als ze niets meer over de peer weet te vertellen, neemt ze de vrucht van haar sokkel, schilt de peer, snijdt ze en eet ze op. Maar het opeten is allang daarvoor begonnen, bij alle smakelijke details over de peer. Je zou het het ritueel van het smakelijk eten kunnen noemen. Dat is de poëzie van en in deze haiku. Deze haiku gaat niet over iemand die een peer eet, maar over het poëtische ritueel van het eten van een peer. En over de vraag van de dichter of die peer niet zoveel beter smaakt na dat ritueel, na alle details en de bijzondere naam van de peer. Ze eet nu niet meer ‘een’ peer, maar die ene, bijzondere peer. De haiku gaat dus ook over de smaak van de peer. Of over smaak geven aan iets. De smaak die misschien zoveel rijker, dieper is geworden door het hele verhaal erbij.

Kortom: de dichter hoopt dat de lezer een soortgelijk ritueel toepast op zijn haiku. Hij gaat zelf niet prominent in de weg of in beeld lopen met allerlei metaforen of taalvondsten. Hij roept niet luid en van ver: Zie eens wat ik kan! Lees eens wat voor een groot dichter ik ben! Nee, hij deelt je iets mee, in pure eenvoud. Zo onopvallend mogelijk haast. En hoopt dan dat jij de échte poëet wordt en de poëzie die hij op zijn tippen suggereerde, de poëzie die in het tafereel zelf zit, zult vinden, zien en maken. Haiku is met andere woorden poëzie die van jou een poëet wil maken. En misschien kan ik er nog aan toevoegen: en ook een schilder. Want eerst moet je in je hoofd het tafereeltje schilderen, op impressionistische wijze, om het daarna vanop een afstand in je hoofd te bekijken en van het geheel poëzie te maken.