Een visje

De wind was gekeerd en iemand vroeg mij: Vergelijk eens een haiku met een dier? Ik antwoordde: Een visje. Een visje in het water.

door Geert De Kockere

Een haiku zou je een visje in het water kunnen noemen. Om te beginnen: geen grote vis, maar een kleine vis, een visje dus. Eerst en vooral omwille van zijn korte uiterlijk: drie regels, zeventien lettergrepen. Weinig gedichten zijn maar zo kort. Maar niet alleen fysiek is een haiku een klein visje, ook inhoudelijk situeert hij zich tussen de kleine visjes: een haiku gaat immers meestal niet over grote of grootse dingen, maar brengt eerder het kleine, de bagatellen in beeld. Een haiku laat je kijken naar de dingen waaraan je anders vaak voorbijgaat. Of hij belicht de kleine kantjes van het leven of de mens. Een visje dus.

COMPLEXLOOS

Een haiku bevindt zich ook in de poëzie als een visje in het water: in een gigantische massa van woorden, waarin voortdurend van alles in beweging is. Tussen andere vissen ook, zowel aaibare als haaibare. De haiku valt daarin nauwelijks op, maar wat kan hij boeiend gekleurd zijn! En een haiku is complexloos, maakt zich geen zorgen om zijn positie, om zijn rangorde binnen het geheel. Hij voelt zich met andere woorden als een visje in het water.

Ja, zei ik, een haiku is als een visje in het water. En net zoals dat echte visje soms moeilijk te vangen is — klein, vinnig en glibberig als het is — kun je ook een haiku soms moeilijk te pakken krijgen. Je hebt er een goeie visser voor nodig. Een visser met geduld, een visser die niet gehaast is, een visser die de tijd heeft om een poosje met zichzelf en alleen met zichzelf aan de oever van de grote vijver van de poëzie geduldig te blijven zitten, in de hoop dat hij dat kleine visje kan vangen. Maar is net dát niet het boeiende en uitdagende aan dat kleine visje? Aan die haiku?