Een haiku vraagt

Een mestkever rolde een bol mest achteruit en iemand vroeg mij: Kan in een haiku ook een vraag worden gesteld? Ik antwoordde: Haast elke haiku ís een vraag.

door Geert De Kockere

Haiku is de poëzie van de onuitgesproken vragen. Hoewel haiku’s in vraagvorm niet de regel zijn, houdt een haiku meestal wel wat vragen in. Of ten minste aanzetten tot vragen. Eén van de belangrijkste vragen die een haiku zo goed als altijd stelt, is deze: Staat hier wel wat er staat of moet ik er iets meer in zien? Of nog: Moet ik deze haiku echt alleen maar letterlijk lezen, of staat het letterlijke symbool voor iets figuurlijks?

Verder geven veel haiku’s je in de vorm van goed gekozen woorden ook een hint voor een antwoord. Of sterker en mooier nog: niet zelden is de haiku een antwoord op een vraag die nog moet worden gesteld. De dichter formuleert dan zijn antwoord zodanig (meestal iet of wat cryptisch), dat de vraag zich bijna vanzelf aan de lezer opdringt. Een eenvoudig, lukraak voorbeeld:

De jongen kijkt toe
hoe al die mooie stokken
worden opgestookt.

Hoewel er geen vraag te zien is, is het een haiku vol vragen, smekend om antwoorden van de lezer. Een eerste, bijna banale vraag die de haiku je stelt, is: Wat gebeurt hier, wat is het tafereel dat de dichter ons wil laten zien? Antwoord: Een jongetje staat te kijken hoe iemand een vuur stookt en takken verbrandt. Een tweede lezing roept dan bijkomende vragen op: Waarom staat daar ‘mooie’? Het lijkt wel alsof de jongen er op een of andere manier droevig van werd. Waarom? Wat is er werkelijk aan de hand? Had de jongen iets anders in gedachten met die stokken? Ziet hij in de takken misschien mooie zwaarden, speren of sabels? Vindt hij het daarom zonde dat ze worden verbrand? Of had hij ze misschien zelf al ergens opzij gelegd om er later samen met zijn vrienden mee te spelen? Of waren het takken die hij van al zijn wandelingen meebracht en in de tuin verstopte? Tot de tuin werd opgeruimd en nu ook de stokken het vuur in gaan?

Zoveel vragen dus kan één haiku je stellen. En in dit geval zitten ze bijna allemaal compact verborgen in dat simpele woordje mooie, dat hier heel bewust is gebruikt. Een woordje dat zelf verborgen zit in de ogen van de jongen.