Uit de weg

De weg glinsterde van de regen en iemand vroeg: Mag ik in een haiku zeggen dat iets mooi is? Ik antwoordde: Sta je graag in de weg misschien?

door Geert De Kockere

Het is een groot mantra bij het schrijven van haiku: zeg niet dat iets mooi is, laat iets zien dat mooi is en beschrijf het zodanig dat de lezer zelf besluit dat het mooi is. Wijs met andere woorden naar iets en spring snel uit de weg, vermijd een persoonlijke interpretatie.

Zijn alle subjectieve woorden dan in een haiku taboe of uit den boze? Moet je elke subjectieve aanduiding vermijden en in hoeverre is een bijvoeglijk naamwoord wel of niet persoonlijk en dus per definitief subjectief te noemen? De grens is soms erg vaag en een eenduidig antwoord onmogelijk.

PERSOONLIJK

Mooi is bijvoorbeeld een zeer uitgesproken persoonlijk adjectief. Of je iets mooi vindt, is immers sterk afhankelijk van je persoonlijke smaak of voorkeur, zelfs van je stemming op het moment zelf of de omstandigheden van het ogenblik. Wat je vandaag mooi vindt, vind je niet noodzakelijk morgen ook nog mooi. Iets zien in het licht van een zonsondergang kan leiden tot een intensere ervaring en dus een grotere schoonheidsbeleving dan tijdens regenachtig of somber weer. Mooi is dus in de meeste gevallen een te vermijden woord in een haiku. Maar andere, op zich ook subjectieve woorden, zijn niet per se sterk persoonlijk te noemen. Ik tracht het duidelijk te maken met een haiku:

Hovaardig staat hij
in een plas ondiep water,
de witte reiger.

Het woord hovaardig is op zich een subjectieve aanduiding. Het is namelijk een eigenschap die je aan iemand toeschrijft. Maar anders dan de eigenschap schoonheid, is hovaardigheid toch een stuk objectiever te noemen. Of iemand hovaardig is, is bij wijze van spreken vrij objectief te zien. Aan zijn manier van bewegen, van staan, van kijken, van kleden, enzovoort. Iemand hovaardig noemen, is dus minder subjectief of persoonlijk dan iemand of iets mooi noemen. Voel je het verschil? Hovaardigheid laat zich makkelijker zien en aanduiden dan schoonheid, omdat er voor hovaardigheid meer door iedereen aanvaarde eigenschappen zijn.

In het geval van de witte reiger kun je zeggen dat je aan zijn houding een zekere hovaardigheid kunt toeschrijven en vaststellen: hij staat mooi recht, beweegt zich met een vorm van ingehouden sierlijkheid, traag en stap voor stap, heft zijn poot hoog op en zet hem haast bedachtzaam weer neer in het water. Alsof hij heel voorzichtig is en zeker geen water op zijn kraakwitte pak wil spatten. Die houding en manier van bewegen stralen met andere woorden een algemene perceptie van hovaardigheid uit.

CONSENSUS

Kortom: of je subjectieve adjectieven of bijwoorden kunt gebruiken, hangt in hoge mate af van de algemene perceptie van het woord. Bestaat er een grote concensus over wat hovaardig is, dan is hovaardig een vorm van objectieve waarneming. Over wat mooi is, bestaat er geen algemene consensus. Het is een uitgesproken (ook letterlijk), persoonlijke mening van de dichter en dus in haiku te vermijden. Want door zijn mening te geven, gaat de dichter voor het beeld staan en in de weg van de lezer.