Het archetype

In de verte scheen fel en lang een regenboog en iemand vroeg: Hoe moet je in een haiku iets omschrijven, zodat het meteen duidelijk is? Ik antwoordde: Als archetype.

door Geert De Kockere

Van elk ding, dier of plant die je noemt in een haiku moet je uitgaan van het archetype van dat ding, dier of plant. Dat wil zeggen: de vorm of verschijningsvorm die het meest herkenbaar is. Wie gieter schrijft, moet uitgaan van de meest voorkomende vorm van een gieter, niet van een of andere speciale gieter die haast niemand kent. Wie knotwilg schrijft, moet uitgaan van de meest typische vorm van een knotwilg, namelijk een boom met een vrij gedrongen, korte stam, daar bovenop een knot en dan nog een reeks opstekende, lange takken. Je mag daarbij dus niet uitgaan van een uiteenvallende knotwilg of een pas geknot exemplaar. Wil je zo’n knotwilg in beeld brengen in je haiku, dan zul je die ook zo in woorden moeten schetsen, neerzetten. Wie in een haiku merel schrijft, tekent een zwarte merel met een oranjegele bek. Zelfs niet eens het bruine, vrouwelijke exemplaar. Het archetype van een merel is immers: zwarte vogel met een oranjegele bek.

Haiku heeft de intentie om heel snel een beeld te scheppen, om dan vanuit dat beeld een impressie op te roepen. Het is dus belangrijk dat het beeld zo herkenbaar mogelijk is en je niet een uitzonderlijke vorm voor ogen hebt.

TEKENEN

Ooit leerde ik het in mijn lerarenopleiding van mijn docent plastische opvoeding en het is mij tot op heden bijgebleven. Hij zei, nee, beval: Als je iets voor kinderen op het bord tekent, teken het dan in zijn meest kenmerkende vorm, zodat de kinderen het meteen herkennen. Die vorm is het archetype. Teken je bijvoorbeeld een gieter, teken hem dan in profiel en niet in vooraanzicht of ze hebben er beslist het raden naar. Teken je een olifant, teken hem dan in profiel of je tekent misschien wel een nieuwe schepping op het bord.

Zo ook moet je redeneren voor haiku: in dat hele korte gedicht roepen de woorden bij de lezer in eerste instantie altijd de meest typische of meest voorkomende vorm van iets op. Hou daar voor de rest van je haiku rekening mee. Denk dus nooit dat de lezer een grote limousine ziet als jij auto schrijft. Hij ziet dan een voor die tijd ‘gemiddelde’ auto met vier wielen. Of misschien nog duidelijker: denk niet dat de lezer een e-book op een tablet ziet als jij boek schrijft. Het juist benoemen, het gebruik van de juiste woorden is dus in haiku heel belangrijk. Samen met dit credo: haiku gaat over iets doodgewoons dat je door de haiku bijzonder of uitzonderlijk maakt. En nooit andersom: haiku gaat dus zelden of nooit over uitzonderlijke of bijzondere dingen. Tenzij je ze heel specifiek beschrijft.