Een fout?

De regen maakte stippellijntjes op het venster en iemand wilde weten: Kunnen er in een haiku fouten staan? Ik antwoordde: Niet één, als de dichter zonder fouten kan schrijven.

door Geert De Kockere

Het gebeurt weleens dat je een haiku leest en dan iets opmerkt waarvan je denkt: moet dit niet zo zijn in plaats van zus? Moet dit niet in de verleden tijd staan in plaats van in de tegenwoordige? Moet dit woord niet voor dat woord staan? Zulke dingen. Alsof je veronderstelt dat de dichter een fout maakte.

Uiteraard kan de dichter weleens een taal- of spellingfout maken. Maar als je ervan uitgaat dat hij zijn taal beheerst, dan moet je er per definitie van uitgaan dat er in de haiku geen fout staat, dat wat je leest werkelijk zo moet zijn. Dat de verleden tijd voor de juiste betekenis van de haiku of voor de diepere lezing werkelijk een verleden tijd moet zijn. Je moet ervan uitgaan dat de weinige woorden die er staan er werkelijk moeten staan zoals ze er staan: op die manier en in die volgorde.

Dat is natuurlijk als we veronderstellen dat het om een goeie en ervaren dichter (of vertaler) gaat die zijn taal kent en het genre haiku onder de knie heeft, de techniek en het mechanisme beheerst. Maar dat is hier natuurlijk wel het uitgangspunt.

STILSTAAN

Elke ‘fout’ of anomalie die je in een haiku tegenkomt, moet je even doen stilstaan. Iets als: waarom staat dat hier nu zo? Je mag dus niet meteen denken: oei, dat moet hier anders staan. Nee, de dichter heeft het er zo gezet en dus moet het er zo staan. Punt. Het heeft binnen zijn haiku een betekenis, een rol. Het is dan aan jou als lezer om die rol, die betekenis te zien. Om in het onverwachte de juiste draagwijdte en bedoeling van dat onverwachte, die ‘fout’ te lezen.

Uiteraard is dat idee niet absoluut. Natúúrlijk kan ook de beste dichter eens echt een fout maken. Dat kun je soms zien aan latere publicaties, waarin dezelfde haiku dan door de dichter is verbeterd. Maar je mag er niet van uitgaan. Je moet er integendeel van uitgaan dat alles wat er staat er precies zo moet staan.

Ik tracht dit te illustreren met een voorbeeld:

Herfst; weer wandel ik
mij verder bij je vandaan.
Ik kwam al een eind.

De eerste regel van de haiku staat in de tegenwoordige tijd: de dichter is nú aan het wandelen, in het heden. En dan lees je plots Ik kwam in de derde regel en schrik je even op. Een verleden tijd? Het botst wat met je taalgevoel en je verwachting. Moet dat niet zijn Ik kom? gaat het heel even door je heen? Dat gevoel moet je snel negeren en denken: nee, de dichter maakt geen fouten. Wat er staat, moet er staan. In de verleden tijd dus. Maar wat wil hij mij daarmee zeggen? Dat is de vraag die dan in de plaats van de vraag over een mogelijke fout moet komen.

Kwam … Die verleden tijd wijst er uitdrukkelijk op dat hij al eerder heeft gewandeld. Dat wordt ook bevestigd door weer in de eerste regel. Hij heeft al eerder gewandeld dus, meerdere keren misschien, en legde daardoor al een bepaalde afstand af, is dus al een eind bij haar vandaan geraakt. Die kwam opent een diepere lezing die helemaal niet zo diep zou zijn indien er kom zou staan. Die kwam drukt uit dat hij vandaag verdergaat waar hij was gebleven, dat er werk aan is, dat het moeite kost, dat hij er iets moet voor doen, dat het niet in één keer gaat, dat het geduld en tijd vergt, dat hij moet blijven wandelen, dag na dag een beetje verder. Voel je ongeveer wat ik bedoel?

Nee dus, er kunnen geen fouten in een haiku staan …