Roman in haiku

We stonden onder een reusachtige beuk en keken omhoog wijl iemand mij vroeg: Wordt een haiku ooit zo groot? Ik antwoordde: Zijn vertakkingen zijn vaak eindeloos.

door Geert De Kockere

Een rode voordeur
vlak naast een grijze voordeur!
Beide blinken ze.

Het is een heel klassieke haiku. Haast een doodgewoon zinnetje. Er staat wat er staat. Zo lijkt het toch. Alleen het uitroepteken verraadt misschien een beetje de verrassing en de blijdschap (waarmee nogmaals bewezen is dat leestekens wel degelijk iets aan de haiku kunnen toevoegen, iets inhoudelijks zelfs). Voor de rest een simpele zin. Maar je kunt je soms niet voorstellen hoeveel moeite én tijd zo’n simpele zin kan kosten! Duur, heel duur! Terecht, want er zit een hele roman in! Echt wel!

Enkele weken geleden ontdekte ik tot mijn eigen vreugde dat ik met dat idee van een hele roman in één haiku helemaal niet alleen sta en in zeer goed gezelschap ben: ik vond dezelfde suggestie in het werk van de Franse literatuurfilosoof Roland Barthes, die mooie dingen over de haiku schreef. Ik citeer hem vrij vertaald en laat hem met veel plezier — want hij zegt het zo mooi en treffend — de verdediging van de haiku als roman op zich nemen:

Een taalkundige, ik weet niet meer of het Chomsky was, zei dat elk subject nooit meer dan één zin bezit, omdat het principe van de Chomskyaanse taalkunde is dat we zinnen ad infinitum kunnen maken. Het is een structuur die zich oneindig vermenigvuldigt, het is een eindeloze boom, je kunt altijd vertakkingen toevoegen, ondergeschikten, bijnamen. Niets, absoluut niets dwingt je om een zin af te maken, niets structureels. En die taalkundige zei dat uiteindelijk ieder van ons nooit meer dan één zin in zijn of haar leven heeft geleefd. En dat de dood het enige was dat die zin onderbrak. Dat is heel mooi. Want in feite, als we onze zinnen onderbreken, is dat om niet-structurele redenen. Het is ofwel omdat we het gewoon zijn, of omdat we moe worden, of omdat we denken dat we de anderen gaan vermoeien. Dat zijn redenen die geen structurele redenen zijn. De zin heeft op zich geen reden om te eindigen.

Op dezelfde manier zou men kunnen zeggen dat de intuïtieve ontwikkeling van een haiku oneindig is en zou men er zich een hele roman bij kunnen voorstellen (of een hele film, want het is in feite de film die vaak de plaats van de roman heeft ingenomen) die voortdurend het indirect van het onderwerp van de haiku zou zijn. Zo zegt een haiku in zeventien lettergrepen ongeveer hetzelfde als wat Proust in éénn of twee dicht opeengepakte bladzijden zegt. Dus de haiku is kort, maar hij is niet af, gesloten.

EINDELOZE DRAAD

Is dat niet gewoonweg prachtig? En zo juist! Zo opent de laatste regel van mijn haiku over de twee deuren een roman en sluit hem nooit. In dat blinken, in dat beide blinken ze ontwikkelt hij zich alsmaar verder, zo ver als je zelf toelaat, wilt, kunt ontwikkelen. Als een schier eindeloze draad, flinterdun opgerold op een bobijntje en tijdens het ontwikkelen nooit eens helemaal afgerold, ten einde.

Of ik zeg het nog eens vanuit de haiku zelf: dat blinken zuigt je naar de deur en maakt je gelijk nieuwsgierig naar wat er achter de rode én de grijze schuilgaat. Je doet ze open en gaat naar binnen, tegelijk door de rode én de grijze. En je zoekt de verschillen en/of de gelijkenissen. Je kijkt, luistert, ruikt, voelt en proeft. Alle kamers door, van beneden tot boven én terug. En je vergelijkt, wikt en schikt. Misschien verplaats je wel wat meubelen, wissel je de bewoners een keertje van deur en bestudeert, slaat gade wat zíj van dat andere huis vinden. Passen zij er ook in? Of beter: achter? Passen de bewoners achter de grijze deur ook achter de rode deur? Snap je? Eindeloos veel vertakkingen kun je vanaf die twee blinkende deuren maken.