Gezichten

Haiku is poëzie met vele gezichten. Jammer genoeg is bij ons vaak vooral het ernstige gezicht van de haiku bekend. Maar oorspronkelijk, in de naam haiku die Shiki in de 19de eeuw aan het kleine vers gaf, zat er vaak verdoken humor in: klein humoristisch vers. Ook in de natuurverzen, maar vooral in de meer menselijke variant van de haiku. Je kunt er hele, grappige verhalen mee vertellen, taferelen mee schetsen.

TAFEREEL I

Zoals dat tafereel van gisteren aan het kanaal in Turnhout. De werkmannen van de groendienst waren alles aan het bijsnoeien. Een inmiddels erg verwilderd stuk met struikgewas maaiden ze weer tot op de grond kort en klein. En toen ontdekten ze iets in dat gemaaide struikgewas. Ik laat de haiku nu verder het tafereel schetsen en tot je verbeelding spreken.

Gebogen over
een onderbroek, werkmannen.
En één kijkt eens rond.

En nee, het is eigenlijk geen senryu, maar een ‘echte’ haiku. De toon van het vers is immers niet zozeer schertsend, maar simpelweg beschrijvend. Niet hóé het tafereel is opgeschreven is grappig, het is het tafereel zelf dat grappig is. De haiku is op zich droogweg neergeschreven, een pure registratie dus van wat er objectief te zien was.

TAFEREEL II

Een ander gezicht van de haiku is wat ik het vermoeden van een veel ruimer verhaal zou willen noemen. Een haiku is zuinig met woorden, maar vaak heel royaal in zijn verhaal. Op voorwaarde dat je als lezer bereid bent de kleine inspanning van het openen van het deksel van de haiku te volbrengen. Niet elke haiku heeft dat natuurlijk, maar sommige laten veel meer vermoeden dan wat er staat. Zoals dit tafereel van gisteren toen ik mijn wagen wegbracht.

Visitekaartje;
gevonden op de parking.
Toch ergens zoek nu.