Ongewoon dood

Aan de vooravond van Allerheiligen legde ik mij bij wijze van oefening een eerder ongewoon onderwerp op: een dode. Ik probeerde wat dat in haiku kon opleveren. Het is een thema dat in haiku niet zo frequent voorkomt, omdat haiku emotie in het gedicht zelf tracht te vermijden. Haiku kan wel (veel) emotie oproepen, maar tracht het niet over emoties te hebben. Niet makkelijk als je over een dode wilt schrijven. Om diezelfde reden vind je bijvoorbeeld ook weinig haiku’s over de liefde.

Maar de dode dus, de pas gestorvene. Ik probeerde het thema op een ongewone, misschien eerder onverwachte manier te benaderen. Een boeiende oefening, een boeiend experiment. Hieronder het resultaat. Wat apart als poëzie, maar ik vind het wel geslaagd, ben dus best wel tevreden met mijn oefening.

Ze legde hem af
en probeerde het nog wel.
Een late glimlach.
~
En zelfs aan de dood
gaf hij zijn gezicht niet af.
Het dodenmasker.
~
’t Was zijn laatste wens:
een lief gezicht voor wie hem
nog eens wilde zien.
~
En ook uit de dood
haalde hij het maximum;
roerloos ligt hij daar.
~
Hij nam het nu mee,
zijn onverschillig gelaat.
Zie hem daar dood zijn.
~
Daar doodstil liggen;
’t is een genereus gebaar
van wie dan dood is.
~
Toen hebben ze mij
mijn vader afgenomen.
Foto van zijn lijk.
~
En zou er nog steeds
een gat in zijn sokken zijn?
Vader, opgebaard.
~
In zijn schrift schreef hij,
niet eens op het laatste blad:
Adieu, ’k heb geleefd!