Nationale feestdag

Ach, gestorven op
de nationale feestdag.
De mug op mijn kast.

Dit is zo’n haiku waaraan je op het eerste gezicht kop noch staart krijgt (tenzij die van de mug zelf), maar waar ik wel van hou. Het lijkt wat absurd: om te vermelden dat een mug gestorven is op de nationale feestdag. Indien er stond dat een oudstrijder gestorven was op de nationale feestdag, dan zou iedereen dat ergens wel bijzonder vinden en misschien zelfs betekenisvol. Maar een mug? Een mug van alle levende wezens? Wat moet je daar dan mee?

Welnu, dát is juist de inhoud van de haiku: niets, je moet er niets mee. Dat is wat de haiku je au fond wil zeggen: levende wezens, of het nu mensen zijn of muggen, worden geboren en sterven. En die geboorte en sterfte (als ze natuurlijk is) trekken zich niets aan van zon- of feestdagen. Het is met andere woorden een haiku over de essentie van geboorte en dood, van het leven tout court: het overkomt ons, we hebben nauwelijks te kiezen, we ondergaan veelal.

TUSSENWERPSELS

In die zin zou je ook het banale tussenwerpsel ach kunnen lezen aan het begin van de haiku. Als in Ach, we hebben er weinig aan te zeggen, het is eigenlijk niet belangrijk. En tegelijk drukt ach ook medelijden of zelfs ontsteltenis uit. Ook kleine tussenwerpsels hebben in haiku vaak een veel grotere betekenis dan je denkt of zetten de lezer op een mogelijk spoor om te volgen bij het dieper lezen.

En tot slot nog even dit ook: zette ik na feestdag bijvoorbeeld een uitroepteken in plaats van een gewone punt, dan zou de haiku anders worden. Maar naar mijn gevoel zou dat uitroepteken dan botsen met die ach die de zin inluidt. Voor mij dus ook heel belangrijk: de juiste leestekens in een haiku. Het zijn niet zomaar tekens, ze betekenen vaak ook iets, zoals de snijwoorden in de Japanse haiku.

Vissen

Op mijn werkterras acht hoog in Belle Fontaine aan het kanaal in Turnhout legde ik mijzelf vanmorgen, 21 juli 2021, de taak op om een voormiddag lang een visser te volgen die hier op een oever beneden was komen zitten. Ik trachtte zijn doen en laten, soms zelfs zijn denken, te vatten in een reeks haiku’s en foto’s. Hier te volgen in chronologische volgorde. Als een soort werkkladjes nog. Misschien pas ik ze de komende dagen hier en daar nog aan.

De foto’s geef ik door elkaar. Voor wie zin heeft om zelf met veel geduld uit te vissen welke foto bij welke haiku hoort.

Ochtend, ook ik gooi
mijn hengel uit en vis naar
woorden in de stroom.

En de visser denkt
en denkt en denkt en de vis
denkt niet met hem mee.

Ga weg, ga toch weg!
kwaakt een eend luid naar de vis
rondom de visser.

Zijn hengel te kort
voor zijn parasol die plots
in het kanaal woei.

Voorovergebukt
met een afgezakte broek.
Visser met lokaars.

Wijl op de oever
wielrenners hier ontsnappen,
vangt hij hier vissen.

De visser gooit iets
in het water; is hij soms
boos op de vissen?

Het plezierbootje
brengt de visser wat plezier.
Deinende golven.

Boven de visser
zit stil al een ekster klaar.
Nog niets gevangen?

De visser; iemand
komt hem zeggen hoe het moet,
zijn arm als hengel.

De Marokkanen,
zij vissen niet, zegt iemand.
Want ze zijn te lui …

De visser, zou hij
wel weten hoe een kajak
dan klaar te maken?

En even verder
duikt een fuut een visje op.
De visser roert niet.

Zijn vrouw op bezoek.
Een klein kusje vangt hij wel.
De visser toch beet.

Samen hengelen.
En zij mag nu de grote,
hij neemt het kleintje.

En wijl haar hengel
in de stroom hangt, hengelt zij
op het internet.

De jonge visser,
hij heeft nog geen zittend gat,
moet het nog leren.

Picknickbank geclaimd
en zijn picknick ligt al klaar.
Nu nog een visje.

Hij maakt vanmorgen
zijn hoofd leeg in het kanaal.
Vissenderwijze.

Het kanaal is breed.
Toch ziet hij maar één puntje.
Oranje dobber.

Nog leeg zijn emmer,
van de visser; toch komt men
voortdurend kijken.

Middag, de visser.
Ook zijn geduld bracht hij mee.
En nog steeds niet op.

Zijn zoontje had hij
een prachtig visje beloofd.
Middag, de visser …

Zoals hij nu vist,
is het werkelijk een sport.
Geen seconde stil.

De visser, steeds weer
zoekt hij zijn geduld, staat recht,
gaat zitten, staat recht …

Middag, zijn geluk
gaat hij nu elders zoeken.
Samen met zijn vrouw.

Haiku’s geschreven.
Zijn geduld ook het mijne.
Middag, de visser.

Banaan

Ik at vanmiddag een banaan en speelde weer even stiekem dat jongetje van zeven, acht of tien van lang geleden en zag mij verkleed als cowboy over ons gazon in Aarsele dartelen.

Zoals een banaan
in mijn hand past, zo past zelfs
een pistool niet eens.

De buil

Het leuke aan haiku schrijven is dat je er je leven mee kunt kleuren of zelfs in hoge mate dingen die je overkomen óf jezelf relativeren. Niet door zwaarmoedige poëzie, maar via een luchtige knipoog die haiku vaak is.

Haiku was oorspronkelijk in Japan zelfs een kort luchtig vers. En haast altijd over iets dat zich in het nu afspeelt. Haiku leent zich daarom heel goed voor dagelijkse dagboekknipseltjes of om kleine fijne of vervelende momentjes anders te bekijken. En ze daarmee én jezelf te relativeren dus.

Zo stootte ik vandaag door het bukken behoorlijk hard mijn voorhoofd tegen de rugleuning van een stoel. Dan kun je daar lang over sakkeren, voortdurend in de spiegel gaan kijken om te zien hoe de buil evolueert. Of je kunt er met een kwinkslag een paar haiku’s over schrijven en zo het voorval schrijvenderwijs opzijzetten en er ‘kunst’ van maken.

Ach, dat bukken toch.
En die stoel die gegroeid is.
Opgelopen buil.
~
Avond en niet in
de spiegel durven kijken.
Zou de buil blauw zien?

Tijdsverloop

Hij kwam uit zijn huis
en ging er zonet weer in.
De dag is voorbij.

In een haiku is er normaal geen tijdsverloop. Een haiku beschrijft altijd één moment, één belevenis, één ervaring in het nu, die soms niet langer duurt dan een flits. Het besef van dat moment of die flits is het zogenaamde haikumoment.

In bovenstaande haiku zou je wél een tijdsverloop kunnen lezen. Maar dat is — zoals zo vaak in haiku — slechts schijn, een misleiding van een (te) vlugge lezing. Want ook in deze haiku wordt slechts één kort moment in het nu beschreven, namelijk het plotse besef dat er een dag voorbijging. Dat besef kwam er bij mij door de thuiskomt van mijn buurman en het vertrouwde geluid van het dichtvallen van zijn deur. Die thuiskomst roept dan ook het vertrek ’s morgens vroeg op én het dagelijkse, vaste patroon van het vertrek ’s morgens en de thuiskomst ’s avonds. En daardoor dus het besef van een (alweer) voorbije dag.

BESEF

De haiku gaat dus niet over het vertrek of de thuiskomst van een buur, maar over het besef van een voorbije dag. En dat besef ontstaat als een flits in het nu, getriggerd door de thuiskomst van de buur én de reflectie op zijn vertrek ’s morgens. Maar de haiku zelf beschrijft geen tijdsverloop, wel het besef van een tijdsverloop in het nu.

Kwartiertje

Waarom in godsnaam
zou ik naar Spanje vliegen?
Kwartiertje fietsen.

Op mijn Facebookpagina postte ik deze haiku samen met een idyllische foto van het Turnhouts Vennengebied bij valavond en vanaf een uitkijktoren genomen. Nu zou je de vraag kunnen stellen of de haiku ook bestaansrecht heeft zonder die foto. Met andere woorden: zegt de haiku zonder het beeld voldoende?

Je lijkt geneigd om daar snel ‘neen’ op te antwoorden. Omdat de reden om niet naar Spanje te vliegen lijkt te ontbreken in de haiku. De foto op Facebook vult die schijnbare leemte dan in. Schijnbaar. Want ik meen dat de haiku ook zonder de foto perfect leesbaar is. Als je tenminste wat gewoon bent om haiku te lezen en weet dat veel haiku’s een uitnodiging zijn om zelf in te vullen.

HINT

Concreet bij deze haiku, waarbij op het eerste gezicht een reden lijkt te onbreken, bestaat de uitnodiging erin om zelf te zien en in te vullen waarom je in godsnaam niet naar Spanje zou vliegen. De hint voor die invulling zit hem dan in het wat cryptische ‘kwartiertje fietsen’. Een kwartier is niet lang en met de fiets dus ook niet ver. Bovendien staat er ‘kwartiertje’: een bewuste, verdere verkleining van de fietstijd en dus de afstand, een aanduiding en suggestie dat die eigenlijk te verwaarlozen is.

Wie haiku dan dieper heeft leren lezen, leest erin dat er dichtbij voor mij iets te vinden is dat ik op z’n minst even boeiend, mooi, interessant, leuk vind, dan wat ik in Spanje zou aantreffen. En is dat niet overal zo in een cirkel van een kwartiertje fietsen? En waarom dus naar Spanje vliegen (wat een gedoe, soms alleen al om op tijd in de luchthaven te geraken) als een kwartiertje fietsen blijkbaar al volstaat? En dan mag je dat ‘iets’ zelf invullen: een landschap, een ervaring, een belevenis. Op Facebook vulde die foto dat in: een prachtig waterlandschap in avondkleuren.

Besluit: naar mijn gevoel en mits wat leeservaring én verbeelding kan ook deze haiku perfect op zich bestaan en heeft hij zijn waarde. De essentie, de inhoud van de haiku, is dus niet het Turnhouts Vennengebied in de avondkleuren (wat de foto op FB misschien doet vermoeden), maar het idee dat er ook in je buurt (kwartiertje fietsen) wel iets te vinden is dat heel erg de moeite is. Als je het maar met verwonderde, ‘nieuwe’ ogen wilt bekijken, zien én dat ook beseft.